Mijn studententijd is definitief voorbij

Mijn studententijd is definitief voorbij

Beste Sjaak,

De eerste maanden van je leven heette je Pilsje. Niet de meeste gelukkige keuze. Te studentikoos. Toen we samen aan de Westinghousestraat kwamen wonen, ontwikkelde je als snel een prachtige haat-liefde verhouding met huisvriend Jacques. Tijdens een van de vele gezellige avonden die we in dat huis meemaakten, werd je officieel omgedoopt. Een naam die bij je paste. Een beetje volks, een lekkere bastaard. Maar wel strak in het pak natuurlijk. Jees, wat was je een mooi mannetje.

Vanmiddag tijdens de lunch viel je ineens om en kwam moeizaam weer overeind. Dit hadden we de afgelopen tijd al een paar keer meer gezien. God, wat begon je oud te worden. Doof, stijf, maar zeker niet ongelukkig. Als je op schoot kwam zitten, zat je altijd ouderwets te knorren. Als ik je onder je kin kriebelde, gingen zelfs vanmiddag nog je snorharen naar voren en kneep je je ogen gelukzalig dicht.

Ik was met de buurman aan het werk in de tuin. De bomen, waar jij toch al lang niet meer in klom, moesten hoognodig gesnoeid worden. We dronken koffie en Siem kwam aanlopen: “Sjaak is omgevallen en Noor heeft hem in zijn stoel gelegd. Maar ik denk dat-ie dood is…”. Inderdaad. Je lag heerlijk ontspannen in je stoel, maar dit was geen slapen. Ik heb je oogjes dicht gedaan en ben een kistje gaan timmeren. Je ligt nu op een lekker plekje achter in onze tuin. Zoals het hoort.

Vanaf dat moment denk ik terug aan de 20 jaar die we samen hebben gehad. Nu je er niet meer bent, ben ik mijn dagelijkse associatie met Groningen kwijt. Eigenlijk is mijn studententijd nu pas echt over. Als ik in jouw oogjes keek, of als je bij me op schoot zat, kwamen automatisch de prettige herinneringen terug. Geen oeverloos diepe discussie of jij had er een mening over. Geen feest ging er voorbij, of jij liep aan het eind rond om te kijken of er nog wat te snaaien was. Geen boodschappentas kon op tafel staan, of jij stal er wel worst uit. Als ik weer eens diep in de nacht in bed belandde, was jij zo goed om toch echt tot een uur of negen te wachten om me te wekken voor brokjes. Altijd op dezelfde manier, door steeds harder aan een grote ficus te rammelen.

Hoe vaak we ook verhuisden, jij vond het allemaal wel best. Als je ’s avonds maar naast me op bed kon liggen, dan was het goed. Jij was niet gehecht aan je huis, zoals zo veel katten, maar aan mij. Ook toen we in grotere huizen gingen wonen, was het simpel: waar ik was, was jij. Pas de laatste jaren liep je me niet meer de hele dag achterna: je lag 23 uur per etmaal te soezen in je blauwe stoel.

Je hebt uiteindelijk een fijne oude dag gehad. Wat we je in Groningen en de eerste 10 jaar in Amersfoort niet konden bieden, had je de laatste jaren weer terug: je kon lekker naar buiten. Soezen in de zon, of ergens op een stoffig plekje in de schaduw. Natuurlijk hoopte ik dat dit nog járen zou voortduren. Maar laat ik mezelf niet voor de gek houden: ik heb meer dan 20 jaar van je kunnen genieten. Ik ben een rijk man.

Maar ik zal je ongelofelijk missen.

WordPress Appliance - Powered by TurnKey Linux