Nog een fietstrip in Zwitserland

Nog een fietstrip in Zwitserland

Omdat we dit jaar niet veel tijd hebben om op vakantie te gaan, wilden we het simpel houden: – met de auto naar de bestemming toe, zodat we flexibel zijn – auto veilig kunnen parkeren – niet te ver rijden van NL – fietsen in de bergen – twee weken – relatief mooi weer. De voorkeur gaat uit naar Zwitserland, want dat is lekker lui navigeren: de Zwitserse fietsroutes zijn perfect. Het verdere plan is simpel: een combinatie van fietsroutes in het hart van Zwitserland. De auto kan dan in Hergiswil geparkeerd worden, bij hotel Roggerli, waar de familie Vermaas al diverse keren is geweest. Zo gezegd, zo gedaan dus!

Hotel Roggerli is zo’n echt Zwitsers familiehotel. Eigenlijk een beetje muf. Wel een prima plek om de eerste nacht te snurken. ’s Avonds overleggen we met uitzicht op de Vierwaldstättersee en onder het genot van een degelijke (vooral overvloedige) maaltijd welke route we gaan fietsen. Uiteindelijk kiezen we voor een stukje per boot over het meer en dan via de Ibergeregg naar het oosten. Zo willen we een slinger maken richting de hoge Alpen en met een dag of 12 fietsen weer in Hergiswil terug zijn. Voor Siem zijn de kneuterige ouderwetse boten die met ijzeren regelmaat een dienstregeling onderhouden het ultieme uitje 😉 Dus een perfecte start voor onze trip. We nemen de boot tot Weggis en vanaf daar langs het meer in de richting van Schwyz. We moeten nog een halve liter benzine tanken en dat levert een hoop gedoe op. Pompbediendes zien er tegenwoordig de lol niet meer van in om een MSR flesje vol te druppelen.

De Ibergeregg is een lekkere pas om mee te beginnen. Ongeveer 800 meter stijging in 15 kilometer. Toch zitten er wel een paar stukjes in die volgens de kaart boven de 12% komen. Dat nemen we overigens met een korreltje zout. We zijn al vaak tot de conclusie gekomen dat alleen de aanduidingen op de echte doorgaande wegen kloppen en dat er voor de rest een beetje gegokt wordt met de stijgingsmarkeringen. Na de pas dalen we af naar Euthal, want de camping in Oberiberg ziet er niet gezellig uit. We kamperen lekker aan het meer.

We slapen er best lekker, ondanks een snurkende buurman. Om 8 uur staat Simone op en na de douche koopt ze broodjes, yoghurt en jus d’orange in de supermarkt. Terug bij de tent is Friso al in de kleren en de meeste spullen zijn al ingepakt. Op ons bankje met uitzicht over het water, helaas wel in de schaduw, nuttigen we ons ontbijt. Rond tien uur vertrekken we. Het is mooi, zonnig weer en zo’n 27 graden. We fietsen een klein stukje langs het meer en buigen dan rechtsaf naar Sattelegg. Deze ‘bult’ is 1190 meter hoog: we moeten circa 200 meter stijgen met een stijgingspercentage van 12%. Gelukkig is het niet zo’n lange klim over een rustige weg. Boven op de berg hebben we een mooi uitzicht. We hebben dan pas 10 kilometer gefietst. Jasjes aan, helmen op en zoef….Een heerlijke afdaling! In Wangen drinken we koffie met een groot stuk kersen/kwarkgebak. Het is 12 uur en we zoeken even naar de route. Via allerlei plattelandsweggetjes bereiken we Bilten, waar we aansluiting hebben op route 9, de Seenroute. We kunnen nu weer gewoon lui de bordjes volgen. We fietsen door een speciaal voor fietsers uitgehakte tunnel langs de Walensee. Het ziet er mooi uit, maar boven ons zit een grote doorgaande weg en onder ons loopt het spoor… Rond half zes fietsen we de ons bekende camping in Bad Ragaz op.

29 Juli. Om kwart over tien rijden we na een ontbijt met verse broodjes de camping af. We beginnen meteen met een steile klim richting Valens. Drie streepjes op de kaart. Gelukkig komen we onderweg diverse keren Maria tegen aan wie we steun kunnen vragen “nu en in het uur van onze dood”. Verder is het wederom een rustige weg. Eenmaal boven fietsen we door een rustige vallei met mooie groene weilanden, koeien met bellen en huizen met bloemen voor de ramen. Echt Zwitsers dus! Het is vandaag erg zonnig en warm, zo’n 30 graden. De weg lijkt een tijdje vlak te lopen, maar stijgt stiekem toch, wat we goed kunnen voelen in de benen. De verkoudheid van Simone is overgeslagen op Friso, die helemaal vol zit en zich dus niet zo fit voelt. Vannacht had hij weer slecht geslapen. Rond lunchtijd bereiken we Vättis en we zijn echt toe aan een pauze en een koel drankje. We hebben nog wel brood, maar alleen water om te drinken. De supermarkt is op dit tijdstip natuurlijk dicht. Gelukkig vinden we tegenover de winkel een hotel met fijn terras. Eerst zijn we alleen van plan iets te drinken, maar al snel besluiten we ook maar iets te eten. Friso heeft een heerlijke speckrösti en Simone een grote worst-kaas-salade. Na deze vorstelijke lunch rijden we om half twee weer verder, op naar de Kunkelspas. Vlak voor Kunkels is de weg alleen nog maar toegankelijk voor bestemmingsverkeer. We komen nu veel wandelaars tegen. Zeker het laatste stuk is de weg echt enorm steil. We zwoegen over een onverhard pad en zijn blij als we boven zijn. “Slechts” 1357 meter hoogte, maar wij weten inmiddels goed genoeg dat je wat bergpassen betreft altijd appels met peren vergelijkt.

Na zo’n prestatie word je graag beloond met een mooi uitzicht en een fijne afdaling. Het uitzicht is inderdaad mooi, maar de afdaling erg zwaar. Aan deze kant is de weg nog steiler. We moeten constant remmen en uitkijken voor de goten in de weg. De weg is onverhard (gravel). Bij tijd en wijle staan we even stil om de velgen af te laten koelen en de handen rust te geven. De laatste kilometer kunnen we gelukkig voluit over het asfalt naar benden knallen. We komen uit in het dorpje Tamins. Bij de supermarkt doen we boodschappen voor het avondeten en kopen we een raketijsje. Simone legt haar bril op de grond naast haar en Friso stapt erop. Weer een bril met een geplakt pootje! Daarom kopen we liever geen dure fietsbrillen.

Vanaf Tamins volgen we de Rheinroute naar Andermatt. Vlak buiten Tamins staat een bordje: 340 m stijgen in 11 km. Eerst een steil klimmetje naar Bonaduz en daarna een weg door het bos die zeer geleidelijk stijgt. Aan het einde van deze weg bevinden zich haarspeldbochten. Maar het uitzicht wordt beloond. Vlak buiten Tamins staken we met een brug de Rijn over, nu bevinden we ons hoog boven de Rijn.

We genieten van de afdaling, maar even later moeten we weer steil omhoog, via haarspeldbochten. Vlak voor een bocht komt Simone een wielrenner tegen die twee vingers op steekt. Simone interpreteert dat als: nog twee bochten, of nog twee minuten en denkt dat ze er bijna is. Maar om de bocht volgt een weg door een hoogvlakte met op het einde weer een berg met haarspeldbochten. Na een lichte zenuwinzinking verzamelen we onze moed en beginnen aan de beklimming. Gelukkig blijkt dat wij niet de hele berg ophoeven, maar naar rechts afbuigen, naar het dorpje Versam. Bij de dorpspomp tanken we heerlijk koel water en dan dalen we in vliegende vaart af naar Carrera en Valdenas (het lijkt wel Spanje met die namen, maar we zijn in Graubünden). Volgens internet is in Valdenas een Schlaf im Stroh. We zien een bordje hangen met zimmer en een tentje en komen bij een huis met grote tuin. Het is een ander adres dan in ons schriftje staat, maar we vinden het prima. In de tuin (gras en fruitbomen) mogen we onze tent opzetten. Er is een toilet en wastafel, maar helaas geen douche. Wel mooi uitzicht! Voor ons tentje een beetje gedut, want het is een zware dag geweest.

Aan de picknicktafel koken we weer een heerlijke pan spaghetti. Na de afwas en een bakje thee, schrijft Simone in het licht van een kaarsje in haar schriftje. De avond is gevallen, de krekels tjilpen en de bergen tekenen zich af tegen het laatste restje blauw in de lucht. Zo komt een mens toch wel weer bij.

Voor 30 juli staan slechts 37 kilometer gepland, want we willen zo dicht mogelijk onder de Oberalp kamperen. We gaan dus uit van een halve rustdag op de camping in Disentis. We dalen af naar Ilanz, met schitterend uitzicht. Vanaf Ilanz volgen we een natuurpad langs de Rijn. Het gaat bergje op, bergje af. In het begin zeggen we nog: “we doen rustig aan” en peddelen zo’n 15 km per uur. Maar al gauw blijkt dat we niet eens sneller kunnen. Het is gewoon niet onze dag. Dit soort routes is ook frustrerend, want de stijgingen hebben geen nut, omdat je meteen weer daalt tot rivierniveau en dan weer omhoog moet. Pfff. Het is weer een warme dag, zo’n 32 graden. Maar gelukkig fietsen we veel in de schaduw. Na de zoveelste klim kunnen we bij een wit kerkje Disentis al zien liggen. Simone moet even iets eten, dus gaan we voor de kerk in het gras zitten en eten een boterham. We zitten ongeveer op dezelfde hoogte als Disentis, maar moeten eerst nog een keer dalen naar rivierniveau, om vervolgens weer te stijgen. We vatten even het plan op om langs de rivier te gaan rijden, omdat de camping ook aan de rivier ligt. Maar we vinden het risico op verkeerd rijden te groot.

31 juli. Om 6 uur werden we wakker van de wekker. In onze warme slaapzakken eten we onze boterhammen en om zeven uur fietsen we de camping af. We stijgen eerst naar Disentis en gaan dan de weg naar de Oberalppas op. De klim is zo’n 23 km lang en valt eigenlijk best mee. De weg is niet zo steil. Af en toe pauzeren we. Om 10:45 uur zijn we boven. We drinken koffie en eten taart op het terras van het haast onvermijdelijke restaurant op de top. De serveerster is chagrijnig, maar de taart smaakt goed. Friso rent nog een eindje de berg op om foto’s van de omgeving te maken.

We denderen de berg af richting Andermatt. Halverwege lassen we een pauze in om van het uitzicht te genieten en foto’s te maken, onder andere van de Glacier Express. De trein komt ook helemaal boven. Dat zou Simone moeten weten, want die reed in 1991 zelf met de Glacier Express mee. Aan de overkant van het dal kunnen we de Furkapas al zien liggen. Het ziet er ontzagwekkend uit!

Rond 1 uur zijn we op de zomercamping in Andermatt. Deze staat niet op de kaart, maar we wisten al dat hij er zou zijn, omdat we hier twee jaar geleden, ook op 31 juli, langskwamen. De zomercamping bestaat uit twee veldjes aan weerszijden van de weg. Het ene veld is voor campers en caravans, het andere is een tentenveldje. Douche en toilet bevinden zich in het gebouw van de Gemstockbahnen. We zetten de tent op en lunchen, luieren en lezen onder de luifel. In Andermatt lopen we even rond, kopen een paar ansichtkaarten en doen boodschappen bij de Coop.

Terug bij de tent hebben we alle spullen alvast ingepakt, boterhammen voor morgen gesmeerd en de wekker op 6 uur gezet. Morgen is een grote dag: Furka en Grimsel. Om diverse redenen lukt het niet zo goed de slaap de vatten. Onder andere door een groep Nederlanders die zich bergbeklimmers noemt, maar vooral aan het drinken en feestvieren lijken te zijn. Midden in de nacht gaat er ééntje luidruchtig over zijn nek en wordt in niet mis te verstane bewoordingen door Friso aangesproken. Dat was dus de nachtrust…

1 Augustus, nationale feestdag in Zwitserland! Die gaan wij hopelijk vieren met een prachtige dag in het hooggebergte. Om 7:15 vertrekken we van de camping. Alles is nog in diepe rust en Friso kan er door Simone maar net van weerhouden worden om eens stevig aan de tentjes van het stel Nederlanders te schudden. Het mooie van de Furkapas is, net als bij de Gotthard (zie Zwitserland 2002) dat je een groot deel van de pasweg al van ver ziet liggen. In schitterende zig-zags klimt de weg omhoog. Helaas denkt Simone er na de zig-zags al te zijn… Na het eerste deel van de klim kom je in het plaatsje Tiefenbach en vanaf daar loopt de weg langs de rand van het dal verder omhoog. Vanaf Tiefenbach zie je in de verte de pas al liggen, maar er moet dan nog ruim 300 meter geklommen worden. Het is een schitterende klim waarbij we aan het eind tussen de grote plakken sneeuw en over het smeltwater heen rijden.

Om 11:15 zijn we boven. Inderdaad, een gemiddelde van ongeveer 5 kilometer per uur… Het uitzicht is schitterend. We kijken vanaf hier naar het westen toe uit op het massief van de Eiger, Jungfrau en de Mönch. Daarbij is het schitterend weer: zonnig en circa 30 graden. Hier doen we het allemaal voor én voor de kick natuurlijk. Tjonge, wat zijn wij stoer! En dat is nog niet alles….beneden wacht de Grimselpas op ons! Onderweg naar beneden komen we langs de oorsprong van de Rhône; de Rhônegletscher. We denderen het dal in naar Gletsch, maar stoppen onderweg natuurlijk wel een paar keer om foto’s te maken. Vooral het laatste deel van de afdaling is schitterend: een licht slingerende weg die eindigt in een dikke haarspeld. Friso heeft dan voor het eerst sinds hij met bepakking fietst een snelheid van boven de 80 KM op zijn teller gezien. Normaal is de luchtweerstand te hoog om dergelijke hoge snelheden te bereiken. Een beetje link, maar wel lekker!

In Gletsch is het helemaal 1 Augustus. De stoomtrein, die we onderweg tijdens de klim al hadden zien rijden, staat nu te puffen in het station. Ondertussen rijdt er een colonne oude postbussen over de pasweg. Helemaal feestelijk en Friso maakt er als een klein kind allemaal foto’s van. Naast een station heeft Gletsch een hotel met terras. Daar gaan wij (en alle andere toeristen die met auto, motor of trein in Gletsch aankomen) lunchen. We hebben honger en bestellen een grote salade om te delen en allebei bratwurst mit zwiebelsauce und pommes. Het is niet geweldig en dat voor 78 Sfr ! Maar ja, het is zondag én 1 augustus. Bovendien: op dit punt zijn natuurlijk geen supermarkten te vinden. Maar bovenal… we hebben het verdiend.

Iets na twee uur is het zover… op naar de Grimselpas! Maar 6 kilometer en 410 meter stijgen. Gelukkig is het een overzichtelijke berg met haarspeldbochten. Tijdens het grootste deel van de klim hebben we een schittend uitzicht op de Furkapas en de Rhônegletscher. We rijden gemiddeld zo’n zes kilometer per uur en zijn na ongeveer een uur boven. Een Duitse motorrijder moedigt Simone het laatste stukje van de klim aan en maakt bij het pasbord een foto van ons. Voor het eerst samen op de foto zonder Photoshoptrucs 😉

Het waait wel flink, dus we blijven niet zo lang. Met de jasjes aan en de helmen op, storten we ons weer naar beneden. Af en toe door een tunnel of, als dat kan, eromheen. We komen langs een stuwdam. In Guttanen is een winkel open, dus doen we boodschappen en eten een ijsje. We rollen door naar Innertkirchen, waar een aantal campings is. We kiezen voor camping Grund, omdat die iets eenvoudiger is en meer van de weg af ligt. Een deel van de camping is waarschijnlijk alleen in de zomer open, als het druk is. Het is gewoon boerengrasland waarin met linten diverse banen zijn aangebracht. Maar het douchegebouw is prima en de douche zalig (helaas wel met muntjes). We eten noodles met een saus van worst, kaas, courgette, paprika en tomatenpuree met kruiden. Een smakelijke creatieve creatie om van de restjes af te komen. Na het eten maken we een klein ommetje om naar het vuurwerk te kijken dat her en der wordt afgestoken. Als we al in de tent liggen horen we het nog knallen.

2 Augustus doen we het rustig aan: rustdag! Nadat we in alle rust uitgeslapen hebben doen we boodschappen en lunchen uitgebreid. Dan is het tijd voor een ouderwets uitje: de Aareschlucht. We lopen door de kloof (1400 m lang en ca. 200 meter diep) en weer terug. Het is mooi om te zien wat de kracht van water kan doen. Deze kloof is ontstaan omdat onder het gletscherijs smeltend water een weg naar beneden zocht. De Aaregletscher die hier ooit lag (in de ijstijd) heeft in totaal zeven ‘schluchten’ gemaakt. In de schlucht is het heerlijk koel en gelukkig niet echt druk met toeristen. (Friso maakte zich natuurlijk al weer zorgen.)

’s Avonds buigen we ons over de kaart, want we weten niet precies waar we nu nog verder naar toe willen fietsen. Er zijn wat conflicterende wensen. We willen graag op de camping in Wilderswil slapen, omdat Opa en Oma Wittebol daar vaak zijn geweest. Leuk voor de nostalgie. Maar het nadeel is dat de enige mooie weg via de Grosse Scheidegg loopt. Friso heeft wel zin in nog een fikse klim, maar voor Simone begint het ongeveer genoeg te worden. We slagen er niet in een keuze te maken en besluiten er eens een nachtje op te slapen. De volgende ochtend komen we via de betere polderpolitiek tot een mooi plan. We fietsen binnendoor over de pas via Grindelwald en dan via de Brienzersee terug naar Hergiswil. Donderdag gaan we niet direct terug naar huis, maar gaan eerst een ochtend in Luzern shoppen. Om een uur of tien fietsen we de camping af. Bij het betalen nog geïnformeerd naar het weerbericht. Waarschijnlijk regen en onweer!

Bovenaan de helling naar de Aareschlucht slaan we af naar links, voor de mountainbikeroute naar Grindelwald. Het wordt meteen al lekker steil. Het is ook warm, dus Simone stelt voor om even af te stappen om onszelf in te smeren. Op zich geen slecht plan, vinden ook de vele steekvliegen, die vervolgens op ons afkomen. Omdat de weg zo steil is, hebben we weinig vaart (ca. 4-5 km per uur) en dus hebben de vliegen genoeg tijd om rustig neer te strijken en dwars door de fietsbroek heen te steken. Friso’s gewapper met een t-shirt helpt, maar biedt voor de voorbijrijdende auto’s vast een gek tafereel: meisje op fiets wordt achtervolgd door man op fiets, die haar slaat met een t-shirt (….). Ach, masochistisch is zo’n berg opfietsen toch wel, dus dan kan die S er ook nog wel bij. Over achtervolging gesproken: als je omkijkt zie je echt een zwerm vliegen achter je aan vliegen. Voordeel is wel dat je er toch iets harder van gaat fietsen, in de hoop ze af te kunnen schudden. Deze route omhoog is heel mooi, maar helaas bederven de steilheid (geldt niet voor Friso, die vindt het leuk), de steekvliegen en de vele passerende auto’s de pret wel een beetje. De auto’s zijn op weg naar een toeristische attractie, de gletscherschlucht in Rosenlaui. Daarna is de weg afgesloten voor auto’s en mag alleen de postbus er nog langs. Die rijden overigens erg vaak op dit traject, bijna elk kwartier in beide richtingen. Je hoort ze al van verre aankomen door het schallen van de hoorn. Vlak voor Rosenlaui rijden we door een soort vallei (het is hier iets vlakker) en hebben we een zeer fraai uitzicht op een gletscher (de Lauteraargletscher?). Aan de kant van de weg zitten een paar mensen te tekenen en schilderen. Zij hebben geen last van vliegen, dat komt vast omdat ze niet zo zweten als wij. We komen al snel tot de conclusie dat we met de vliegen om ons heen niet kunnen picknicken. We gaan ervan uit dat in Schwarzwaldalp, het laatste stipje op de kaart voor we de pas over fietsen, wel een horecagelegenheid zal zijn. Dit is gelukkig ook het geval. We gaan buiten zitten, de vliegen durven blijkbaar niet het terras op, maar een blik naar de hemel geeft het vermoeden dat het binnenkort wel eens zou kunnen gaan regenen. En inderdaad… weldra klinkt gerommel en vallen de eerste druppels.

Alle gasten vluchten het Gasthof in, waardoor het binnen meteen lekker dampig wordt. Het gaat meteen heftig te keer, dus Simone rent nog een keer naar buiten om de regenhoezen om de tassen te doen. Het wordt steeds drukker binnen, omdat veel mensen komen schuilen. We laten ons de speck (Friso) of käse (Simone) rösti goed smaken en wachten totdat het iets droger wordt. We moeten nog zo’n 5 km naar de top (500 m hoogteverschil) van de Grosse Scheidegg op1962 meter. Het druppelt nog een beetje als we op weg gaan en dat heeft het voordeel dat de vliegen iets minder irritant zijn. Helaas gaat het later toch weer meer regenen, dus als we uiteindelijk boven zijn, zijn we redelijk doorweekt. Maar natuurlijk ook voldaan! Jammer alleen dat het uitzicht nu iets minder uitbundig is, maar het blijft een onvergetelijke klim in een schitterend landschap. Het weer geeft er zelfs nog iets extra heroïsch aan mee 😉 Onder een afdakje doen we wat droge kleding aan, onder andere onze lange fietsbroek, want dat is lekker warm voor de afdaling. Op het moment dat de postbus aan komt rijden loopt het restaurant op de pas leeg. Mensen kijken ons aan of we gek zijn. Misschien is dat ook wel zo, maar wij hebben een stuk meer van deze pas beleefd dan zij.

Hoogteprofiel Grosse Scheidegg

De afdaling loopt net als de klim grotendeels over een smalle weg, ditmaal met veel korte haarspeldbochten. Door de regen hoeven we de hitte van onze velgen gelukkig niet zo heel erg in de gaten te houden. Steeds kunnen we de beruchte noordwand van de Eiger zien. Met dit weer nog een stapje dreigender dan normaal, zo lijkt het. Ondanks dat we voorzichtig aan doen, zijn we al snel in Grindelwald. Van de relatieve rust is de toeristische drukte. Opeens barst het weer van de Japanners. We kijken even in een sportwinkel, want we hebben een wielrenner met een wielrenshirtje met Zwitserse vlag gezien en dat wil Simone ook wel hebben. Maar de sportwinkels in Grindelwald zijn vooral gericht op wandelaars. Dus fietsen we verder, soms over de doorgaande weg, soms over een kleiner pad. Bij Zweilütschinen passeren we twee keer de spoorlijn en zien we de schattige treintjes richting Jungfrau en Lauterbrunnen. We komen Wilderswil binnen via een oude houten brug en rijden door een straatje met klinkers en oude huizen.

Bij de camping staat een bordje “bezet”, maar gelukkig is er nog wel een plekje voor ons tentje. Gelukkig maar, want we zijn speciaal hier naar toe gefietst om op deze camping te staan. We hebben een leuk plekje onder een perenboom en kunnen zelfs de sneeuwbergen zien liggen. Als Opa en Oma hier staan is het natuurlijk een stuk rustiger, want we kunnen ons niet voorstellen dat ze het leuk zouden vinden als het zo druk is. Na het opzetten van de tent fietsen we naar de supermarkt en bij gebrek aan BBQ (na Schwyz zijn we de mini wegwerp BBQ niet meer tegengekomen) kopen we allemaal lekkere dingen, zoals sla, worstjes, brood, kaas en pistachenootjes. Op de camping picknicken we op ons kleed met alle lekkernijen. Na het braden van de worstjes is de benzine op, dus een kopje thee zit er niet meer in. Na de douche en een beetje lezen, is het bedtijd. De laatste fietsdag komt er aan.

Na een ontbijtje met jus, brood en yoghurt gaan we weer op pad. We fietsen via station Interlaken-Ost naar de Brienzersee. We fietsen over een kleine rustige weg langs het meer. Op de kaart staan drie streepjes, dus we weten dat we straks een steile klim hebben. Het gaat een tijdje op en neer en als we boven op een punt stilstaan, ziet Friso beneden een dorpje en een paar parasols. “Daar wil jij vast koffie drinken”, zegt hij en natuurlijk wil Simone dat. In verhouding met andere vakanties hebben we nog erg weinig taart gegeten. Bovendien heeft Ans ons geld gegeven voor iets lekkers onderweg en dat hebben we nog niet besteed. Dus zitten we even later in Iseltwalt aan de koffie, met uitzicht over de Brienzersee en de boten die bij de steiger aanmeren. Tijdens onze pauze meert onder andere de Jungfrau aan, een ontzettende kitschboot. De koffie en taart smaken erg goed. Friso heeft een notentaart en Simone een aardbeientaart. We nemen nog maar een bakje koffie, want dan kan Simone de kaartjes aan thuis tenminste afschrijven.

We fietsen weer verder langs het meer en moeten nog een klein stukje klimmen. Als we het meer verlaten, volgt een saai stukje, onder andere langs het militaire vliegveld bij Unterbach. In Meiringen doen we boodschappen en lunchen we op een bankje bij de kerk. We bereiden ons mentaal voor op de klim van de Brünigpass. Het gaat zeer steil, onverhard, door het bos. Van 595 meter naar 1008 meter in 7 kilometer. We kwamen zelfs hoger uit dan de pas, maar hoe hoog precies, dat zijn we vergeten (1254?) Simone heeft het onderweg naar de top zwaar en vind het allemaal helemaal niet meer leuk, maar goed…naar boven moet je toch! Tijdens de klim kijken we uit op het massief waar we gisteren nog fietsen. Via een zeer steil pad moeten we ook weer naar beneden. We komen uit in Lungern, waar we bij het station een ijsje eten en Friso de bagagedrager van Simone repareert, want die was tijdens de afdaling finaal afgebroken. Het blijft maar een aluminium dingetje natuurlijk.

Via de Lungernsee en de Sarnersee fietsen we verder. We hebben het eigenlijk wel een beetje gehad, maar Alpnachstad is niet zo ver meer. Het laatste stukje van de route kiezen we voor de drukke provinciale weg, om zo snel mogelijk bij de camping te komen. De camping ligt buiten Alpnachstad aan de spoorlijn en de snelweg. Bepaald niet ideaal, maar het is best een mooie camping. Er is een klein tentenveldje en verder allemaal caravans met huisjes eromheen gebouwd, de Zwitserse variant van de stacaravan. We zetten de tent op en gaan lekker douchen en besteden onze laatste franken aan een maaltijd bij het restaurant: schweinebraten mit nudeln (S) en schnitzel mit pommes (F). Dat smaakte erg goed! Gelukkig hadden we genoeg geld om het eten te betalen.

Donderdag 5 augustus. Na de douche ontbijten we met een restje brood. De verse broodjes die we besteld hebben, kunnen we pas om 9 uur ophalen. We vinden dat gek, want welke campingreceptie gaat er pas om 9 uur open? We hebben dus maar een vriendelijk briefje geschreven, dat we al weg waren en dus niet onze broodjes nodig hadden. Om 10 uur zitten we aan de koffie bij hotel Roggerli. De fietsen liggen dan al in de auto. We rijden naar Luzern en parkeren de auto in de garage van de Kantonalbank. We hebben nog een restje geld en dit moet natuurlijk wel besteed worden. We zijn op zoek naar een fietsenwinkel, maar vinden alleen wat sportzaken zonder indrukwekkend fietsassortiment. Van shoppen en geld uitgeven komt niet veel. Wel lekker geluncht aan het water met een grote salade. Bij de supermarkt vooral veel kaas (raclettekaas, kaasfondue, alpenkaas) en proviand voor onderweg gekocht. Het is al een uur of drie als we de parkeergarage verlaten. Natuurlijk passeren we bij het verlaten van de stad een joekel van een fietsenwinkel. Notabene vlakbij een andere winkel waar we wel binnen zijn geweest. Het is druk op de weg, ook vanwege het tijdstip. We twijfelen of we weer een klein stukje binnendoor rijden, via Frankrijk, zoals op de heenreis. Dat lijkt ons wel verstandiger, vanwege de drukte rondom Karlsruhe. Waarschijnlijk heeft ons dat inderdaad tijd opgeleverd. We pauzeren twee keer. De tweede keer bij de Moseltalbrücke. Daar eten we om 20:15 uur onze käsewähle. Friso zet er flink de vaart in en Simone denkt dat eenmaal op de 61 ze niet meer hoeft op te letten totdat we bij Venlo zijn. Maar nabij Keulen blijkt de weg toch af te buigen. Als je dan 225 km per uur rijdt, kun je niet meer op tijd van baan verwisselen. Gevloek en een heel eind verder keren zijn het gevolg. Weer een deuk in het imago van Simone als kaartlezer…. Enigszins gefrustreerd vervolgen we onze weg. Om half twaalf rijden we Amersfoort binnen, dus alles bij elkaar hebben we het toch best vlot gedaan. Het huis staat er nog, de bloemen op het terras leven nog, alleen Sjaak ontbreekt! Die gaan we morgen ophalen en dan is de vakantie ook écht weer afgelopen.

WordPress Appliance - Powered by TurnKey Linux