Rondje Oostenrijk

Rondje Oostenrijk

Toen onze vrienden Rudy en Mariska dit voorjaar naar Wenen verkasten, leek het ons een goed idee om tijdens onze zomervakantie Oostenrijk eens te verkennen. Zo konden we een paar vliegen in één klap slaan. Voor Mariska kwam het ook leuk uit. Normaal fietst ze meestal in haar eentje, want Rudy verkiest een beschaafd en zweetloos bestaan, dus voor haar was er nu de gelegenheid om eens samen met anderen op pad te gaan.

(Let op: onderstaande tekst is overgenomen van mijn oude site, waar de foto’s dwars door de tekst heen stonden! De teksten verwijzen dus naar de slideshow, die er nu hieronder staat!)

De eerste drie dagen bleven we in Wenen: een beetje sightseeing en de toerist uithangen dus. Het stond vooral bij Simone al langer op de agenda. In 1999 kwamen we door Wenen op onze tocht richting Hongarije en toen wilde ze de stad ook al bekijken. Dit ging toen vanwege de hitte niet door. Niet dat het nu minder heet was trouwens… Iedereen moet natuurlijk de Stephansdom bekijken. Niet alleen het dak is mooi, ook binnen is het een prachtig gebouw. De vage strepen op de foto (zie de slideshow onderaan!) zijn voorbijgangers: de gebruikte sluitertijd is anderhalve seconde. Eén van de andere trekpleisters is (overigens pas sinds enige jaren) het Hundertwasser huis. Het doet een beetje denken aan Gaudi allemaal: erg leuk en vrolijk. Simone had nog een verjaardagscadeautje te goed. (Volgens Mariska.) Dit werd ingevuld op het terras van Landmann met een smakelijke café Latte en een Beerenstrudel.

Het bekende slot Schönbrunn (geel) was een beetje vergane glorie, maar we hebben lekker in het park in de schaduw gelopen en gezeten. De geunifomeerde mensen hier doen wat panisch als je met een fiets aan de hand het park in wilt. Dat mag dus niet, ook niet bij het andere paleis: Belvedère (wit). Terwijl we door de stad fietsen, maakte ik nog wat foto’s. Dit gaat niet altijd goed: Simone ging een kwartiertje later plotsklaps op de rem (en overdwars op de stoep) staan om een gebouw te bekijken, waarna Friso haar niet meer kon ontwijken en er pardoes tegenop reed. Die avond werd een uurtje besteed aan het wegdraaien van een slag in het achterwiel van Simone’s Koga. Shit happens.

Op vrijdagmiddag gingen we dan toch (eindelijk, volgens Friso die de stad inmiddels echt wel gezien had) op weg. Nadat Mariska uit haar werk kwam werden bliksemsnel de fietsen opgepakt en maakten we (hoera, tijdens de spits) dat we Wenen uit kwamen. We reden in zuid-oostelijke richting en kwamen na een kilometer of 50 tot de conclusie dat de kwaliteit van de Oostenrijkse campingkaart (daags ervoor gescoord bij de VVV in Wenen) niet bepaald geweldig is: de camping die we wilden bezoeken bleek al twee jaar niet meer te bestaan! Gelukkig troffen we een vriendelijke meneer die regelde dat we op een veldje achter de tennisbaan konden pitten. Zo konden we de volgende morgen ook nog douchen en hadden we de beschikking over water.

Ook zaterdag was het perfect fietsweer. Dus niet alleen lekker fietsen maar ook picnicken. Kan het mooier? We maakten op zaterdag overigens wel flink kilometers, dus geluierd werd er zeker niet.

Fietsen maakt hongerig! Simone doet het hakwerk en Friso doet stoere dingen met de brander. De brander kent alleen stand hard, dus een lekker pruttelbakje is niet te maken. Ons recept voor pasta met salami, paprika, ui, knoflook, tomatenpuree, cajunkruiden, beetje water en bouillonpoeder is inmiddels traditie.

Oostenrijk kent ook historie (en niet alleen maar foute….). Poort en burcht staan wel in dezelfde regio, maar horen niet bij elkaar. Eigenlijk stikt het in dit land van de oude burchten, kastelen en ruïnes. We hebben er tientallen gezien, en een paar op de foto gezet. Je kunt niet bezig blijven.

Dankzij de mooie stuurtas die Simone voor haar verjaardag gekregen heeft, mag zij nu navigeren. De 1:200.000 kaart is niet altijd duidelijk (en, erger, de hoogtelijnen kloppen niet altijd, dus soms moet er onverwachts sterk geklommen worden). Deze foto werd genomen op de “top” van een pas die wél duidelijk aangegeven was. Een stoer dagje met onder andere deze klim van 800 naar 1800 meter en een prachtig stuk van de bekende Nockalmstrasse. ’s Avonds krijgen we storm. In de regen toch nog wat stormlijntjes vastgemaakt, want het waaide wel erg hard! Het is overigens altijd handig om tijdens onweersbuien in het buitenland een lampje mee te nemen. Tijdens het onweer stond Friso onder de douche toen het licht in het wasgebouw uitviel. Het was een wonder dat hij zonder iets te vergeten weer terug kwam rennen. (Onder normale omstandigheden blijft er geregeld iets liggen.)

In Möllbrucke draaien we de Grossglockner radweg op. Op weg naar de echte bergen… Het begint er op te lijken! Oostenrijkse “radwanderwege” gaan vaak over achterafweggetjes: afwisseld stukjes asfalt en grint. Vaak wel lekker rustig.

In Döllach leek het ons wel leuk om af te wijken van de vaste route. We zagen op de kaart een “leuk wit weggetje”, dat volgens de kaart ca 200 meter zou stijgen en dan redelijk vlak richting Heiligenblut zou lopen. FOUT! Het weggetje bleek angstwekkend stijl van 900 naar 1500 meter te lopen en daarna aan te sluiten op de Hochalpenstrasse, met als beloning een stevige afdaling (overigens in de regen) naar Heiligenblut. Het bleek een lekkere generale voor de echte Hochalpenstrasse.

Zaterdag 26 juli fietsen we om 6:30 de camping af om 24 km te fietsen naar Franz-Josefs-Höhe. We hebben in totaal zo’n 1400 meter hoogteverschil te overbruggen.

Zet hier de Amerongse Berg maar eens naast… Je wordt al moedeloos als je alleen maar naar het hoogteprofiel kijkt. Maar we deden rustig aan en zo komen we er altijd. We vertrokken om ongeveer kwart over zeven en om tien uur waren we er. Vlak nadat de foto van Friso genomen werd, was de piek van de Gross Glockner niet meer te zien. Toen was het overigens nog rustig, even later kwamen de hordes toeristen. De voornaamste bebouwing op Franz-Josefs-Höhe is een enorme, lelijke, betonnen parkeergarage. Walgelijk! Ze zouden deze weg helemaal voor auto’s af moeten sluiten… Maar ja, de Oostenrijkers verdienen er zo lekker aan. Het kost met de auto 25 Euro om de Hochalpenstrasse over te gaan. Pingping! Deze weergaloze panoramaweg werd aangelegd in het begin van de dertiger jaren en levert een aaneenschakeling van landschappelijke hoogtepunten op.

Vanuit Heiligenblutt (en onze camping lag nog bijna 200m lager…) klim je steil omhoog richting de afslag naar Franz-Josefshöhe. In echte kilometers was het bijna 24 kilometer vanaf de camping er naar toe, dus je denkt: 5%, relaxt! Mooi niet dus. Vooral het laatste deel, dat een gemiddelde stijging van 8,7% heeft, is pittig doordat er kleine stukjes van meer dan 14% in zitten. Dat het toch maar 8,7% is, komt door de vrijwel vlakke stukken die er óók in zitten. Dit alles zorgt er voor dat je, terwijl je toch al zo’n 800 meter geklommen hebt, nooit lekker in je ritme komt. In ons geval: schakelen van de 21 naar de 24, de 28, de 32 en weer terug.

En voor de echte fietsnerds: de Mont Ventoux, toch een echte erkende engerd, krijgt 23,6 punten. Dus die moeten we ook nog maar eens onder de wielen door laten rommelen 😉 Eens kijken hoe snel we op een racefiets boven zijn! We bleven, net als de Mürmeltieren een nachtje op de berg slapen (samen met Rudy & Mariska). Mariska was zaterdag vanaf Bruck, de andere kant van de Hochalpenstrasse, komen fietsen (nog stoerder). Rudy was met de huurauto.

Zondag keerden we eerst op onze schreden terug met een afdaling vanuit het pension naar de aansluiting op de Hochalpenstrasse. Daarna was het klimmen geblazen: van 1850 naar 2504 meter de Hochtor op. Vooral het laatste stuk is erg steil. Mariska staat dan voor de tweede keer in twee dagen op de Hochtor. Vervolgens duiken we het achterliggende dal in, om daarna vanaf 1900 meter weer naar de 2400 meter hoge Fuschertörl te stijgen. Vanaf de (overigens bagger toeristische) top van de Fuschertörl kún je trouwens nog een klein klimmetje naar de Edelweisspitze maken, maar dat hebben we maar gelaten voor wat het is. Het uitzicht was mooi genoeg en we hadden ook ongeveer genoeg geklommen. Vooral het laatste stuk naar boven was vervelend: veel auto’s en ongeveer net zo veel bussen. Vol met bejaarden en gapende Japanners. Niet echt lekker meer dus! Daarna was het een weergaloze afdaling naar Zell am See.

In Zell am See heerlijk wat gedronken op een mooi terras, bij het Grand Hotel, vanzelfsprekend een lokatie die door Rudy uitgezocht was. Hij zat ons er al heerlijk ontspannen op te wachten. Na de drankjes, ijsjes en taartjes konden Simone en Mariska het koele water van de Zeller See niet meer weerstaan. Ze doken in hun fietstenue het meer in.

Vanaf Zell am See reden we de Taurn Radweg richting Salzburg. Onderweg de burcht Hohenwerfen bezocht, bekend om de roofvogels (en shows, waarbij de vogels over je hoofd heen scheren).

In Golling sliepen we vlakbij de “wildromantischen” Gollinger Wasserfall. Die hebben we ’s avonds na het eten bekeken. Normaal gesproken moet je voor alle natuurattracties betalen, iets wat wij eigenlijk belachelijk vinden. ’s Avonds zit er echter niemand om je centen te incasseren, dus kun je doorlopen. Het is eigenlijk ook veel mooier zo!

Salzburg heeft een burcht en een slot (Leopoldskron). Een mooie stad, maar omdat het zo warm en supertoeristisch was, zijn we er niet lang gebleven.

Vervolgens kregen we wat regen en een paar navigatiefoutjes… De fietsen begonnen er redelijk afgeleefd uit te zien. Het klaart gelukkig altijd weer op en dus was het eens tijd voor nóg een alternatieve maaltijd: Hamburgers! (We komen haast niet meer aan spaghetti toe…). Na deze heerlijke vette hap begon het overigens weer te regenen. Vrijdag 1 augustus waren we van plan 80 kilometer te fietsen naar Stainach, zodat we op zaterdag Mariska bij het station van Liezen te ontmoetten. We kwamen echter maar 20 km verder. Toen waren we volledig doorweekt en hebben (tot grote vreugde van Simone) de trein gepakt.

2 augustus kende naast een prachtige rups (ca 10 cm lang!) vooral een nieuw voorbeeld van “Hoe lopen de hoogtelijnen nou…??”. We reden 100 kilometer, waarvan de laatste 30 door het park Kalkalpen: honderden meters klimmen over grintpaden. Soms zo steil dat je achterwiel er van doorslipte. Ook de afdaling was pittig. Er stond zelfs een voor Oostenrijk zeer ongebruikelijk bord: “Pas op: zeer steile afdaling!” Tijdens de afdaling, 500 meter in 5 kilometer (!) stopten we twee maal om de velgen en remblokken te laten afkoelen. De rit was sowieso pittig. Op een goed moment begon de avond te vallen, het water was op en we moesten toch nog een heuvel over naar Grossraming. Eénmaal aangekomen was het even zoeken naar de camping. Maar die had dus wél een Grillanlage. Lekker makkelijk BBQ’en dus want we hadden nog anderhalve kilo kolen over.

Op zondag de 3e denderden we in sneltreinvaart (maar wel via een kleine omweg, zo pakten we toch nog een stukje van de oersaaie Donauradweg mee) naar Linz waar we Mariska, na een zeer welverdiend biertje, op de trein zetten. De fietsvakantie was in feite ten einde. Wij moesten nog heen en weer naar de camping (10 km verderop) maar dat telt natuurlijk niet.

In de trein van Linz naar Hannover hebben we heerlijk geslapen. Daarbij nog wel even een ontbijtje gescoord, dus om half zeven ’s Ochtends hadden we een klein hapje op het station van Hannover, waar we overstapten op de trein naar Amersfoort. Daar wachtte ons een verassing (en een volgend hapje) want Vader Bram en Moeder Corrie zaten al klaar met heerlijke koffie, broodjes, krentenbollen en croissants!

WordPress Appliance - Powered by TurnKey Linux