Zonder versnellingen door Drôme en Ardèche

Zonder versnellingen door Drôme en Ardèche

Inderdaad: het is oktober en ik blog over onze zomervakantie. Het moet niet gekker worden. Maar onze vakantie in Frankrijk is leuk genoeg om iets over te schrijven en nu heb ik een uurtje over. (Ja, nu al.) Dus waarom niet?

Het vakantieconcept van dit jaar is precies hetzelfde als vorig jaar. Ook nu hebben we geen plannen om ver weg te gaan. Drie dagen voor vertrek kijken we waar in Europa het de komende twee weken lekker weer is. In die regio zoeken we wat fietsmogelijkheden, een startcamping waar we onze auto kunnen dumpen en vervolgens pakken we de auto in, drogeren de kinderen met Smarties, Nuts, Mars en Aspirine en gaan rijden. Kind kan de was doen. 

Dit maal blijkt het lekkere weer (yep, het is een barre zomer) zich op bijna 1000 kilometer rijden te bevinden. Pas onder Lyon wordt het een beetje lekker. Extreem saai, volgens Bram, die er in slaagt om toch al gauw 8 uur aan één stuk te mekkeren. 

Een prestatie van formaat, daar niet van. Maar ik ben na een paar uur al knettergek. Dit doet ons besluiten om de terugtocht ’s nachts te aanvaarden… 

Hoe dan ook: één maal op de plaats van bestemming, met een fiets onder mijn kont in plaats van een autostoel is alle leed snel geleden. 

We starten in het meer dan typisch-Franse plaatse Luc-en-Diois en zakken eerst een paar dagen de Drôme af. Al snel ontdekken we dat fietsen in deze regio iets minder georganiseerd is als in de Bourgogne, waar je volgens (bijna) Zwitserse standaarden kunt vertrouwen op bordjes en strakke fietspaden.

De ‘fietsroutes’ lopen door weilanden, over singletracks (soms lastig, met een fietskar) en door droge rivierbeddingen. Bijvoorbeeld. Want er staat ons nog heel wat meer te wachten!

Al met al gaat onze toch al lage gemiddelde snelheid nog wat verder naar beneden. Maar wat maakt het uit? Noor kan veel kilometers zelfstandig maken en dat is een feest op zich. Soms. Want met haar 100% Nederlandse kinderfietsje zonder versnellingen is het toch vaak iets te pittig, allemaal. Dan moet er gepraat, geduwd of getrokken worden. En vaak ook wel een beetje gevloekt. Afzien hoort er bij. Dat heeft Noor al eerder geleerd, maar wat geleerd is, blijft niet altijd hangen.

Toch gaan we gestaag voorwaarts en genieten volop van het weer, het landschap en de dorpjes waar je altijd lekker kunt lunchen. Bovendien slaan we natuurlijk regelmatig een dagje over.

We hebben kaarten van het hele gebied gekocht en op deze kaarten staan heel wat fietsroutes. Nadere bestudering van de legenda geeft aan dat het vaak om ‘projecten’ gaat. Met onze gezonde naïviteit in combinatie met de verschijningsdata van de verschillende kaarten komen we tot de conclusie dat deze projecten toch echt al lang afgerond moeten zijn en dus dat we minstens zo sjiek moeten kunnen fietsen als vorig jaar in de Bourgogne.

Ook hier is het plan om oude spoorlijnen en doorgaande paden om te toveren in een kindvriendelijk fietsparadijs. Alleen werkt het hier iets anders. Iets Franser, zeg maar. Het werkt als volgt: in een dorpje of stadje is een sjiek bord geplaatst met de mededeling dat hier de fietsroute naar het volgende stadje begint. Enthousiast ga je op weg. Tot de rand van het plaatsje is alles prachtig bewegwijzerd en vaak rijd je over keurig aangelegde fietsstroken. Als je eenmaal het plaatsje verlaten hebt, zie je nog één of twee bordjes en vervolgens ben je op de plaatselijke mountainbikeroutes aangewezen.  

Soms zijn dit goede paden, maar meestal flink stenige singletracks, met krappe doorgangen en smalle bruggetjes waarbij het volstrekt duidelijk is dat in dit deel van Frankrijk het concept fietskar nog lang niet doorgedrongen is. Dat blijkt ook wel, want we worden regelmatig met de nodige verbazing bekeken.

Hoe dan ook: zo houden we het wel lekker spannend, maar als het dan ook nog 36 graden wordt en we in een flink bosgebied een tikkeltje de weg kwijt raken (ahum) is het voor Noor wel even slikken. Als ze diezelfde middag ook nog door een hond aangevallen wordt, die minstens zo groot is als zijzelf, is het voor ons ook mooi geweest. Maar natuurlijk ligt de camping op zo’n dag bovenop een flinke bult. Murphy komt op fietsvakantie altijd minstens één keer langs.

Ik breng het nu natuurlijk allemaal heel dramatisch, maar we mogen vooral veel hoogtepunten noteren. Zo is de Col de Montreynaud de eerste echte col waar Noor overheen peddelt. Goed, in de follow me, maar toch! Overigens hebben we het klimwerk naar de Montreynaud vooral de vorige dag gedaan, toen we de Rhone overstaken en vervolgens meer dan 600 meter klommen. Geloof me, dan ga je een fiets-vrachtwagencombinatie van meer dan 100 kilo wel een beetje voelen.

De pittigste fietsdag hebben we op 22 juli, als we van Lamastre naar Le Cheylard bijna 600 meter klimmen. We denken dat het best te doen zal zijn, want we kiezen een route over een oude spoorbaan. En die lopen altijd heel geleidelijk op en zijn prachtig bestraat. Toch? 

Dom, dom, dom, we zitten er weer naast. De bielzen zijn weg. De rails dus ook. Maar die dikke keien liggen er nog. En geen idee wat voor treinen hier ooit reden, maar sommige stukken geeft de Garmin meer dan 6% aan. Een pad waarop op grote stukken bijna niet te fietsen is, maar ook met een prachtige attractie in het midden. Een oude tunnel van een paar honderd meter lang. Stikdonker, dus een feestje voor Noor. Spannend!

Natuurlijk komen we heelhuids aan de andere kant, waar we (voor het eerst) met z’n allen op de foto worden gezet door een vriendelijke Canadees. (Nouja, Bram zit in z’n karretje, dus.)

Vorig jaar schreef ik dat we er vanuit gingen dat we de laatste reis gemaakt hadden waarbij we met z’n vieren in onze tweepersoons fietserstent konden slapen. Maar met passen en meten kan Noor precies in het babytentje en Bram past nog best naast mij in het hoekje van de grote binnentent. Natuurlijk worden we nog meer voor idioot versleten dan vorig jaar, maar daar zijn we inmiddels wel aan gewend. Het is in elk geval super gezellig!

Meer dan eens ben ik ’s ochtends eerder wakker dan Bram en kan ik rustig kijken hoe hij wakker wordt. Natuurlijk een feest op zich. Maar andersom werkt ook mooi. Als hij wakker is en het tijd vindt worden dat ik ook teken van leven ga vertonen, begint hij aan mijn slaapzak te trekken en zachtjes te melden dat het tijd wordt: “papa, wakker worden…”. 

Last but not least is daar dan altijd nog het verhaal van het lijdend voorwerp op sleeptouw. Bram vermaakt zich in hoge mate. In de kar een heel ander kind dan Noor, die er echt haar eigen wereld in bouwde met poppen, speelgoed en boeken. Dat maakt hem een stuk minder uit. Maar waar Noor grote delen van de tocht sliep, slaapt Bram eigenlijk alleen op de meest idiote momenten: op hobbel- en stuiterpaden bijvoorbeeld. Maar één ding hebben ze gemeen: als we ’s ochtends aan het inpakken zijn, gaat Bram zelf al in zijn kar zitten wachten tot we vertrekken. 

Natuurlijk blijft Bram verder natuurlijk vooral Bram. Zoals hij thuis valt, valt hij in Frankrijk ook. Met zijn kanis recht in het grint natuurlijk, want dat heb je daar dan weer veel meer dan bij ons thuis. Hij ziet er vanaf de helft van de vakantie flink gehavend uit, maar heeft er gelukkig geen last van. Wel een langdurige herinnering trouwens. Nu ik dit zit te typen, zit hij naast me met een rood plekje met frisse verse huid op zijn voorhoofd. Sja… We hebben in elk geval maar uit ons hoofd gezet dat hij er iets van geleerd heeft. 

WordPress Appliance - Powered by TurnKey Linux